20070912

Een enorme leegte

In augustus 2007 werd de ontdekking bekendgemaakt van een leegte in de kosmos met een diameter van een miljard lichtjaar. Het omvat geen sterren, geen sterrenstelsels en zelfs niet de onzichtbare en mysterieuze donkere materie. Tevoren zijn al twee, kleinere, leegtes in het universum gevonden. Maar noch observaties tot op vandaag, noch grootschalige computersimulaties hebben het bestaan van zo'n gigantische leegte laten verwachten. 'Wat wij hebben gevonden, is niet normaal', aldus De Tijd van vrijdag 24 agustus 2007 met een citaat van astronome Liliya Williams.

De ontdekking van een grote leegte is een verkennende stap op de as van TR-verdichting, basiselement voor een alternatief, relativistisch raster voor de kosmos.

Morfogenetica: de evolutionaire vorm in TR


Rupert Sheldrake gebruikt het morfogenetisch veld als basiseenheid van de evolutionaire biologie. Het is een ruimtelijke eenheid, die past in een niet-cartesiaans referentiestelsel waarbij de dimensies van tijd en ruimte samengenomen worden tot één dimensie ten opzichte andere dimensies. (Rupert Sheldrake, Morphic Fields and Morphic Resonance. An Introduction. www.sheldrake.org/Articles&Papers/papers/morphic/morphic_intro.html)


Sheldrake laat de evolutionaire biologie toenadering zoeken tot de astrofysica, met evolutionaire vormen die terugstrekken tot de big-bang.

De big-bang is een evolutionaire vorm, echter onderhevig aan een zekere ruis van zelfonderzoek/denken op de rand van de gekende fijnheid/verdieping: de big bang met zijn gevolgen ligt te dicht bij het individuele bewustzijn met zijn theorie.


The resonance of a brain with its own past states also helps to explain the memories of individual animals and humans. There is no need for all memories to be “stored” inside the brain
. (www.sheldrake.org)

De theorie van het morfologische veld is een verderzetting van het negentiende-eeuwse golfmodel. De moderne quantumfysica gaat uit van een gelijkwaardigheid van golf- en deeltjesmodel, maar het deeltjesmodel krijgt vaak het overwicht door de data die vrij komt door technologische vooruitgang. Het golfmodel, hoewel even consistent als het deeltjesmodel, biedt minder perspectieven tenzij in de andere richting, namelijk in de diepte. Een stap in deze richting is de deconstructie van het cartesiaanse assenstelsel.[1] De tijdruimte is niet langer een arena voor het onderzoek van fysische gebeurtenissen, maar wordt het voorwerp zelf van onderzoek.[2] De waarneembare dimensies (grootte, lokalisatie) zijn niet langer noodzakelijk relevante uitgangspunten.

De afwezigheid van een absoluut referentiesysteem is een allereerste beginsel van de relativiteitstheorie. Dit parallel bestaan van theorieën in verschillende modellen, bevordert niet de eenduidigheid van de wetenschap, maar wel haar creativiteit, rijkdom en heterogeniteit.

In de evolutionaire ruimte die Sheldrake verkent, is de cartesiaanse lokalisatie (binnen of buiten de schedel) niet relevant. Storage en plaats zijn termen van de negentiende eeuw, het tijdperk van de vitrinekast en de kruidenier.

De opslag gebeurt in een bepaalde trilling. Deze vindt plaats ‘op meerdere plaatsen’, in een ‘veld’ van cartesiaanse coördinaten, maar dit is een vertaling naar het deeltjesmodel, een optionele constructie rond een fenomeen dat zich beter laat uitdrukken in een golfmodel. De opslag gebeurt niet ergens binnen-in maar in de vorm van een trilling. De vorm is de (ten opzichte van de plaats) geëvolueerde basiseenheid van het informatietijdperk.


Het Kunstwerk (the Work of art etc.) als evolutionaire vorm


Tijdruimte niet als toneel maar als onderwerp, stof van het bestaan.

Harmonieën, modulaties, interferenties als vormgevende processen.

Niets bestaat eeuwig, elke fundamentele kracht komt voort uit iets anders, is gemoduleerd (Sheldrake spreekt van habits, niet enkel van biologische vormen, maar ook van fysische krachten en van het heelal, die overgedragen worden in velden)


Zoals de wetten van compositie, kleur en vorm in de beeldende kunst, is het compositorisch gedrag van de tijdruimte veranderlijk.

Niet de tijd of de ruimte is de ‘ether’, de sfeer waarin de mens leeft, maar de veranderlijkheid (bvb. verdichting,…) van tijdruimte (vertaald als alternatief voor de cartesiaanse assen). Hij zoekt deze veranderlijkheid in geboorte en dood, angst/pijn en genot, waanzin en depressie, meditatie en kunst.

Kunst zoekt naar de creatie van een gedreven, onderhoudende, ondersteunde veranderlijkheid van tijdruimte.

De complexe modulaties van de gitaar van Mark Knopler componeren een veranderlijke tijdruimte.


[1] The origins of this 20th century scientific theory began in the 19th century with fiction writers. Edgar Allan Poe stated in his essay on cosmology titled Eureka (1848) that "space and duration are one." This is the first known instance of suggesting space and time to be different perceptions of one thing. Poe arrived at this conclusion after approximately 90 pages of reasoning but employed no mathematics. In 1895, in his novel, The Time Machine, H.G. Wells wrote, “There is no difference between Time and any of the three dimensions of Space except that our consciousness moves along it.” He added, “Scientific people…know very well that Time is only a kind of Space.” (Wikipedia)

[2] Een gelijkvormige démarche in de diepte werd gemaakt door de filosofie toen het onderzoek naar de fundamenten van de filosofie waartoe Kant besloten had, zijn hoofdwerk bleek te zijn.